Wederkerig beleid voor achterstandsgroepen

Regio Utrecht

Vergroting participatie Roma inwoners Nieuwegein

Van 1995 tot 2005 adviseerde een Moira partner de gemeente Nieuwegein in het vergroten van de participatie van ongeveer 400 Roma inwoners. Geen enkele minderheidsgroep heeft zo’n grote culturele afstand en achterstand tot de Nederlandse cultuur dan de Roma en Sinti. Ook is de negatieve beeldvorming vanuit Nederlanders tegenover deze groep historisch gezien zeer hardnekkig. Deze hindernissen overwinnen vergt een intensieve verandering bij alle betrokkenen, inclusief de Roma en Sinti zelf. Moira CTT schreef een innovatieve beleidsnotities, professionaliseerde het Netwerk van uitvoerende werkers en implementeerde een ketenbenadering om alle partijen effectiever met elkaar te laten samenwerken. Het duurde tot 2005 tot de Roma inwoners een eigen zelforganisatie konden oprrichten. Nu in 2006 is de Stichting Toekomst Roma Liberta gesprekspartner van de gemeente en deelnemer in de Netwerkvergaderingen.

Wederkerig beleid voor achterstandsgroepen (in: Sociaal Bestek 1998)

Roma (Zigeuners) te Nieuwegein deel II
Dirck van Bekkum

SAMENVATTING

Roma is de naam zoals zigeuners zich zelf noemen. De benaming zigeuners wordt door vele Roma beschouwd als een scheldnaam. De Roma vormen in Nederland een minderheidsgroep en kan als een zeer bijzondere migrantengroep worden gezien. In dat artikel wordt betoogd dat in het integratiebeleid de overheid zelf, als vertegenwoordiger van de nationale Nederlandse cultuur, nauwelijks als partij wordt gezien. Door deze blinde vlek beleid was het tot voor kort moeilijk integratie te zien als een concreet wederkerig proces is waarbij structurele culturele verschillen tussen de migrantengroep en de Nederlandse overheid een centrale rol spelen. Via participerend onderzoek in Nieuwegein werden negen structurele verschillen gevonden tussen de Roma en de Nieuwegeinse bevolking-dienstverleners. Deze verschillen spelen een belangrijke rol in het streven naar meer participatie van de Roma inwoners in de Nieuwegeinse samen¬leving. Het schema van verschillen en overeenkomsten is bedoeld om de ongelukkige begrippenparen ‘allochtonen en autochtone’ te nuanceren en zoveel mogelijk te vermijden. (1) In 1996 werd een Innovatie Notitie Opvang Roma Zigeuners Nieuwegein geschreven en deze is in december 1996 aangenomen door de Gemeenteraad. Daarin werd een plan geformuleerd om de opvang van Roma via het allochtonenbeleid te verbinden met het in ontwikkeling zijnde integrale beleidstrajecten. Drie onderdelen in het innovatieve plan werden in 1997 uitgevoerd. Deze waren:

  • het intercultureel en interdisciplinair trainen en begeleiden van het samenwerkingsnetwerk voor de Roma groep,
  • het formuleren van de opgebouwde deskundigheid binnen het samenwerkingsnetwerk voor de Roma groep om de continuïteit van de deskundigheid te waarborgen,
  • het formuleren van een achterstandsprofiel waarmee het beleid meer in samenwerking met de Roma zigeuners kan worden ontwikkeld en uitgevoerd.

Het innovatieve beleid is in ontwikkeling. Dit artikel geeft de zienswijze van de extern deshundige weer en weerspiegelt niet noodzakelijkerwijs het verder uit te werken beleid van de gemeente Nieuwegein.

Inleiding

Rondom de instroom en participatie van migranten en hun nazaten in Nederland was het laatste jaar weer veel te doen. De allochtone jeugd, de werkeloosheid, de inburgering staan in de schijnwerpers. De filosoof Jos de Beus schreef begin dit jaar in opdracht van het landelijk intercultureel expertise centrum Forum een essay over integratie waarin niet de etnische groepen maar de Nederlandse cultuur centraal staat. (2) Hij ziet in het Nederlandse beleid een cultus van mijding als het gaat om de koe van de instroom van mensen uit vreemde culturen bij de hoorns te vatten. De Nederlandse cultuur is allang multicultureel, verandert drastisch en zal dat blijven doen. Dat is een gegeven. Binnen het oersterke consensus model moeten we naast de mijdingscultus meer nadruk op confrontatie leggen. Daarbij hoort: belangengroepen meer ruimte geven om met de vuist op tafel te slaan in gemeenteraden, in de media, enzovoorts. Niet het dualisme van Bolkenstein, waarin de nadruk toch op assimilatie ligt en waarin de schreeuw om participatie wordt gesmoord. De mijdingscultus van de Nederlanders en daarbinnen het dualisme van Bolkenstein versterkt het absurde gevoel dat de integratie van mensen met een migratie achtergrond niet de verantwoordelijkheid van elke burger is. Minderheidsgroepen moeten zich meer laten zien. Nederlanders zouden meer het achterste van hun tong moeten laten zien en minder om de hete brij heen moeten draaien. Met zijn poldermodel en welvaart heeft Nederland meer werkeloze burgers uit migranten families dan in ons omringende landen. Dat moet te denken geven. De socioloog Kees Schuyt betoogt in een bijdrage aan het debat dat een geslaagde integratie, vanuit een situatie van marginaliteit, soms het beste verloopt via bewust gewilde segregatie van bepaalde duur, het herontdekken en bewust erkennen van de eigen cultural roots.’ (3) In de zijlijn van de Europese top in mei 1997 vond een subtop over sociale integratie van minderheden en vluchtelingen plaats. In het rapport van deze subtop staat: ‘Culturele achtergrond is altijd gekoppeld aan migranten. Maar zij zijn niet de enigen met een specifieke culturele achtergrond. Een verkenning van de meerderheidscultuur door leden van de meerderheid zelf is essentieel in een democratische multiculturele samenleving omdat die te makkelijk als vanzelfsprekend wordt ervaren.’ (4) Deze analyses en argumenten wijzen op de grote noodzaak van een veel sterker wederkerig proces tussen Nederlandse burgers en migranten. Met een speciale rol van ambtenaren en andere vertegenwoordigers van de natie-staat/overheden. Lokale en provinciale ambtenaren en dienstverleners die betaald worden door de overheid en uit de collectieve voorzieningen hebben daarin een belangrijke rol te vervullen. Als directe en indirecte vertegenwoordigers van de nationale cultuur hebben zij de verantwoorde¬lijkheid om nieuwkomers te socialiseren, wegwijs te maken en te helpen volwaardige burgers van onze samenleving te worden. Zij zijn intermediairs tussen de nieuwkomers en de Nederlandse overheid en dreigen daarbij niet zelden tussen wal en schip te vallen.

Intermediairs, opvoeders of beschavers

Waarom vallen zij tussen wal en schip? Het lijkt de reeds genoemde eenzijdigheid van het inburgeringstraject die hen parten speelt. In de dagelijkse beroepspraktijk ontmoeten ambtenaren en andere dienstverleners bij sommige veel oude of nieuwe nieuwkomers een eigenaardige weerbarstigheid. Zij willen geen echte, respect¬volle en volwaardige burgers worden. En dat kan er bij de meeste Nederlanders niet in. Wij doen zoveel voor ze en toch willen zij niet?! Zie hier de overeenkomst tussen marginale autochtone en allochtone burgers. Die weerbarstigheid om ‘ingeburgerd’ te worden doet niet onder voor de onwil van generaties sociaal kansarme autochtone Nederlanders. Vanaf eind 19e eeuw proberen wij de arbeiders tot echte Nederlanders, tot volwaardige burgers op te voeden en te beschaven. De overeenkomst tussen migranten en arbeiders leidt onweerlegbaar naar vraagtekens bij de structurele aspecten van inburgering zoals we die al enkele eeuwen practiseren. Al twintig jaar geven we vele miljoenen uit aan onderzoek om zoveel mogelijk risicofactoren voor integratie van de diverse migrantengroepen te weten te komen. Maar van de Nederlandse cultuur waarin zij ingeburgerd en gesocialiseerd moeten worden weten we nagenoeg niets. Hoe kun je als dienstverlener iemand met een beduidend andere cultuur integreren in onze nationale cultuur wanneer je daar, cultuurvergelijkende zin, nauwelijks iets van weet? Natuurlijk weet je alles over formele en informele regels om aan identiteitspapieren en allerlei verklaringen te komen voor vast verblijf, voor uitkeringen, voor gezondheidszorg, voor werk, voor huisvesting, voor onderwijs. Maar dat is een niet de enige boodschap die de migrant ontvangt. Aankomst in Nederland brengt hem of haar in een groot aantal verwarringen die lang kunnen aanhouden. Het klimaat is anders, de taal is anders, de winkels zijn anders, het eten is anders, de manier van gastvrijheid is anders, hoe je werkt doen ze anders, enzovoorts. Als er één ding is waarmee nieuwkomers bij aankomst in ons land, naast verwarring, worden geconfronteerd is het hun cultuur, hun etniciteit, hun anderszijn, hun collectieve eigenheid. In hun moederland was die manier van doen, die cultuur onbesproken en vanzelfsprekend. Veel van de vroegere integratie inspanningen en de huidige inburgering is gericht op het aanleren van onze nationale Nederlandse culturele gewoonten, manieren van doen en denkwij¬zen. En nu komt het grote misverstand. Dienstverlenende ‘inburgerers’, zoals wijkagenten, sociale dienstver¬leners, jeugdhulpverleners, medewerkers van woningbouwverenigingen, maatschappelijk werk beleven dat als aanleren van allerlei vaardigheden om hen wegwijs te maken in de Nederlandse samenleving. Door migranten en vluchtelingen (en arbeiders) wordt dit op zijn minst beleefd als het aanleren van een nieuwe cultuur, maar veelal ook als een negeren, onderdrukken of uitwissen van de oorspronkelijke cultuur. Dan ontstaat verzet, de genoemde eigenaardige weerbarstigheid, die zoveel tijd, geld en frustratie kost. Dienstverleners denken zoete appels te geven maar de zoete appels komen de nieuwkomers voor als zure citroenen. Dit is een veelal een onbewust en moeilijk benoembaar proces. In een ontmoeting tussen mensen uit verschillende culturen ontgaat beide partijen per definitie een deel van de communicatie. De antropoloog Edward Hall bedacht hiervoor de term verborgen dimensie. (5) De eenzijdigheid kan worden opgeheven door reflectie op de Nederlandse nationale cultuur, zoals boven geciteerd uit het Europese rapport Sociale Integratie: “....verkenning van de meerderheidscultuur door leden van de meerderheid zelf is essentieel in een democratische multiculturele samenleving....”

Bijzondere migranten

De Roma in Nederland vormen een bijzondere groep migranten. Met hun nomadisch verleden lijken zij qua gedrag en gewoontes in het jaarritme op andere migrantengroepen. Zij vertrekken in juni en komen in augustus terug van allerlei familie bezoeken op verschillende plaatsen. Als er ernstige ziekte en sterfgevallen in de familie zijn zij die periode ook weg. Maar er zijn ook grote verschillen. Migranten hebben in vele gevallen last van de gevolgen van migratie: het verlies van het moederland en de vanzelfsprekendheid en weldadigheid van hun eigen cultuur. Dat betekent: even niet meer deel zijn van een gemarginaliseerde minderheidsgroep. De Roma zijn anders. Zij zijn qua traditie nomadisch en daarom permanente migranten. Zij hebben vooral last van een eeuwenoude, haast mythologische, negatieve beeldvorming. (6)

(methodiekbeschrijving op aanvraag 1998)